Hoofdstuk 28, tekst A
Categorie: Boek > Roma > Boek 2
Zodra Scipio hem herkend had, huiverde hij, maar Africanus zei: "Let op en laat je angst varen. Zie je die stad? Hij wees met zijn vinger Carthago aan. Ik heb haar gedwongen aan het Romeinse volk te gehoorzamen, maar zij hernieuwt de vorige oorlogen en kan niet tot rust komen. Zij moet nu door jou omgehaald worden. Later zal ook het opstandige Numantia door jou verwoest worden. Vervolgens, wanneer de staat in beroering zal zijn door de plannen van mijn kleinzoon, zullen naar jou de hele staat, naar jou de senaat, naar jou alle goede mensen kijken; door jou alleen zal de staat behoed moeten worden. Opdat jij enthousiaster de staat redt, zal ik nu aan jou alles uitleggen: je moet weten dat er een bepaalde plaats in de hemel is voor iedereen die het vaderland behoed, geholpen en vergroot hebben. De leiders en behoeders van de staat genieten, wanneer zij gestorven zijn, daar gelukzalig het eeuwige leven."
Scipio vroeg verbaasd of Africanus leefde of gestorven was. "Integendeel," zei Africanus , " zij leven, van wie de zielen uit de boeien van hun lichamen als uit een kerker weggevlogen zijn. Degene die op aarde leven, moeten als gestorven worden beschouwd."

Opgaven naast de tekst:
2 nee, object
3b kijken