Hoofdstuk 17, tekst A
Categorie: Boek > Roma > Boek 2
Proca, koning van de Albanen, had twee zonen, Numitor en Amulius.
Numitor, die de oudste was, was een kalme en goede jongeman. Amulius echter was woest en begerig naar macht. Maar op zekere dag voelde Proca dat het einde van zijn leven naderde. Hij riep zijn zonen in zijn slaapkamer bij zich en zei: "Lieve zonen, ik ben al een oude man en uitgeput door de jaren. Binnenkort zal ik sterven. Ik ben van plan om het koninkrijk en mijn rijkdom onder jullie te verdelen. Jij, Numitor, zeg eens: wat van beide wil jij, het koninkrijk of de rijkdom?" Maar Numitor, die bedroefd was door de woorden van zijn vader, zei niets. Amulius daarentegen riep uit: "Vader geef mij de rijkdom! Want ik weet zeker dat Numitor het koninkrijk wil. Laat het koninkrijk aan hem over." Want hij had begrepen dat een koninkrijk zonder rijkdom niets waard was. Numitor zei niets. Zwijgend ging hij de slaapkamer uit.