Tekst 7.9: Diogenes van Sinope
Categorie: Boek > Phoenix > Boek 3
De filosoof Diogenes die geboren was in de stad Sinope en leefde gedurende vele jaren in Athene. Vele merkwaardige feiten en uitspraken zijn over hem overgeleverd.

Hij wilde niets bezitten omdat hij rijkdommen minachtte. Hij was gewoon te zeggen: “Wie vele zaken verlangt, zal altijd ongelukkig zijn. Gelukkiger zijn zij die aan niets behoefte hebben.” Daarom was hij tevreden met de hoogste armoede. Hij meende dat enkel kleding om zijn lichaam te bedekken, een bord om uit te eten en een beker om uit te drinken voor hem nodig waren. Maar nadat hij een jongen voedsel in zijn handen had zien houden en water uit zijn handen had zien drinken, gooide hij ook zijn beker en bord weg. Hij had zelfs geen huis, maar woonde heel de zomer en winter lang in een ton.

Toch beschouwden de Atheners Diogenes wijs, en dus waren ze gewoon om hem over vele vragen raad te vragen. Er werd eens aan hem gevraagd: “wat brengt armoede op voor jou?” Toen antwoordde hij: “Armoede bevrijdt me van mijn zorgen en beschermt me, noch door achterdochtig zijn, nog door angst hebben word ik gekweld, want ik ben bereid om alle hinderlagen van het lot te ondergaan. Maar dwazen, die voor alles bang zijn en voor alles achterdochtig zijn, leiden een leven in angst.”

Aan een zekere vriend die hem vroeg: “Wanneer moet een wijze eten?” antwoordde Diogenes: “Als hij rijk is, dan eet hij wanneer hij zin heeft, als hij arm is, dan eet hij wanneer hij kan.”

Er is zelfs over hem overgeleverd dat hij, terwijl de zon brandde, met een lantaarn in zijn in de straten wandelde. Aan de burgers die hem vroegen wat hij deed zei hij: “Ik zoek een mens, maar ik kan er geen enkele vinden.” Toch kenden de Atheners grote eer aan hem toe: nadat een jongen zijn vat had gebroken, boden ze de filosoof een nieuw vat aan.

Op een dag verlangde Alexander, de koning van de Macedoniërs, die samen met vele gezellen naar de stad gekomen was, de beroemde filosoof te zien. “Ik ben Alexander, de grote koning” zei Alexander. “Ik ben Diogenes, de hond”, antwoordde Diogenes.
De Macedoniër vroeg: “waarom wordt je hond genoemd?” “Omdat ik mijn staart beweeg voor iedereen die me iets schenkt, maar blaf naar degenen die dat weigeren en de misdadigers bijt” zei Diogenes. De koning, die zijn vrijgevigheid wou aantonen, zei aan de filosoof: “Wens, o Diogenes, eender welk geschenk. Wat je gewenst hebt(/zal hebben), zal de koning van de Macedoniërs je geven. Toen zei de filosoof, die voor zijn vat was gaan zitten en van de zon genoot: “Ik wens, koning, dat je een beetje uit mijn zon gaat staan.” Toen prees Alexander de wijsheid van de standvastige man.

Er is overgeleverd dat Gevers, negenhonderd jaar oud, zijn leven beëindigd heeft door zijn adem in te houden.