Hoofdstuk 8 Herodotos 3D: De redenering van Solon over menselijk geluk
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
Solon kende de tweede plaats van geluk dus toe aan hen maar Kroisos zei nadat hij boos was geworden: O atheense gast, ons geluk is door jou als volkomen waardeloos terzijde geschoven, zodat jij ons zelfs niet op een lijn hebt gesteld met gewone burgers. En hij zei: O Kroisos jij vraagt mij over menselijke zaken, terwijl ik weet dat het goddelijke geheel en al jaloers en afgunstig, verwarring stichtend is. Want in de lange tijd ( van het menselijke leven) is het mogelijk om veel te zien, wat je niet wilt (zien) en veel te lijden. Want ik stel de grens van het menselijk leven op 70 jaar. Deze brengen 25200 dagen met zich mee als er niet een schrikkelmaand is. Maar als dus elk tweede jaar een maand langer is (om er natuurlijk voor te zorgen dat de seizoenen kloppen, door op het juiste moment te verschijnen) dan blijken in de loop van 70 jaar 35 schrikkelmaanden te zijn. En uit die maanden 1050 dagen. Van het totaal van die dagen in de 70 jaren, dus 26250, brengt de ene dag absoluut geen enkele zaak gelijk aan de andere dag voort. Zo, Kroisos, is de mens geheel afhankelijk van het lot. Jij schijnt mij zowel zeer rijk te zijn, als koning van veel mensen; dat wat jij vroeg noem ik je nog niet voordat ik verneem dat jij het leven mooi beëindigd hebt. Want de zeer rijke is helemaal niet gelukkiger dan degene die maar voor een dag te eten heeft, als niet het lot hem zou volgen dat hij het leven goed beëindigd, terwijl hij alles goed heeft. Velen schatrijken van de mensen zijn ongelukkig, velen die in bescheiden welstand leven zijn gelukkig. De zeer rijke, maar ongelukkig, heeft slechts op twee punten een voordeel ten opzichte van de rijke en ongelukkige. De een is beter in staat zijn verlangen(s) te bevredigen en een groot onheil te verdragen als het gebeurd is, en de ander heeft een voordeel ten opzichte van een andere in deze (zaken/punten): Hij is niet in staat om onheil en begeerte op dezelfde wijze als hem te dragen, maar het geluk weert die dingen voor hem af, hij is zonder lichaamsgebreken, zonder ziekte, niet vatbaar voor rampen/kwaden, gezegend met kinderen en knap om te zien, en als daarbij hij zijn leven goed zal beëindigen, dan is hij degene die u zoekt, is hij degene die het waard is om gelukkig genoemd te worden. Maar voordat iemand gestorven is, moet jij je mening opschorten en hem niet gelukkig noemen, maar welvarend.