Hoofdstuk 7 Euripides Bakchai 5C: Agaue komt bij zinnen
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
Ag: Wat hiervan is niet goed of wat is pijnlijk?
Ka: Richt eerst jou oog op deze hemel
Ag: Kijk! waarom raadde jij me aan hierna te kijken?
Ka: schijnt hij jou nog dezelfde of schijnt hij veranderingen te hebben ondergaan?
Ag: Hij is schitterender dan vroeger en helderder.
Ka: is deze verbijstering nog in jou geest?
Ag: ik ken dit woord niet. Ik wordt misschien bij zinnen, nadat ik veranderd ben van mijn vroegere geest.
Ka: kun jij dus iets horen en verstandig antwoorden?
Ag: nu wel, maar ik ben helemaal vergeten wat wij vroeger zeiden, vader.
Ka: naar wat voor huis ben jij gekomen? met je huwelijk
Ag: jij gaf me aan de gezaaide, zoals ze zeggen, aan Echion
Ka: welk kind nu werd in jou huis geboren, voor je echtgenoot?
Ag: Penteus, door de gemeenschap van mij en zijn vader.
Ka: van wie heb jij dan toch in je armen het gezicht?
Ag: van de leeuw, zoals zij die jachtmaakten althans beweerden
Ka: kijk nu eens goed: het is weinig moeite om te kijken
Ag: he, wat zie ik? wat draag ik hier in mijn handen?
Ka: bekijk het goed en leer duidelijker
Ag: ik zie grootst verdriet ik ongelukkige.
Ka: schijnt hij jou toe op een leeuw te lijken?
Ag: nee, maar ik ongelukkige houd het hoofd van Penteus vast
Ka: bejammert door mij, eerder dan dat jij het herkende
Ag: Wie doodde hem? Hoe kwam het in mijn armen?
Ka: bittere waarheid, hoe ben jij op een slecht moment gekomen?
Ag: vertel, hoe bonst mijn hart van angst over de toekomst
Ka: jij en jouw zussen doodden hem.
Ag: Hoe kwam hij om? in het huis? hoedanige plaatsen?
Ka: daar war de hongen vroeger Akteon verscheurden.
Ag: waarom kwam deze ongelukkige naar de Kithairen
Ka: hij bespotte jou bacchusfeeste, gekomen zijnd
Ag: op welke manier belandden wij daar?
Ka: jullie waren buiten jezelf, geheel de stad werd in vervoering gebracht.
Ag: Doinysos richtte ons te gronde, dat zie ik zojuist in.
Ka: smadelijk beledigd: want jullie beschouwden hem niet als god.
Ag: waar is het liefste lichaam van mijn kind, vader?
Ka: ik breng dit nadat ik het met moeite heb opgespoord.