Hoofdstuk 7 Euripides Bakchai 2B: Pentheus sluit Dionysos op
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
Pe: Het is rechtvaardig dat je gestraft wordt voor je slechte slimheid.
Di: Het is nodig dat jij gestraft zal worden omdat je geen respect hebt voor de god.
Pe: Hoe onverschrokken is deze Bakchier en hoe niet ongeoefend met woorden?
Di: Zeg maar wat ik moet doorstaan; wat voor ergs ga je me aandoen?
Pe: Eerst snij ik een zachte haarlok van jou af.
Di: Het haar is heilig; ik laat het groeien voor de god.
Pe: Overhandig daarna de thyrsosstaf uit je handen.
Di: Pak jij hem zelf af; ik draag die van Dionysos.
Pe: Wij zullen jouw lichaam in de gevangenis bewaken.
Di: Die god zal mij losmaken wanneer ik dat wil.
Pe: Zeker wanneer jij hem zult roepen terwijl je tussen de Bakchanten staat.
Di: En ook nu ziet hij wat je mij aandoet, omdat hij dicht bij je staat. (tragische ironie)
Pe: En waar is hij? Want hij is in mijn ogen niet helemaal duidelijk.
Di: Bij mij; en jij ziet hem niet, omdat jij zelf goddeloos bent.
Pe: Grijp hem vast; hij minacht mij en Thebe.
Di: Ik verbied aan dwazen mij vast te binden, omdat ik slim ben.
Pe: Maar ik beveel jou vast te minden, ik ben machtiger dan jij. (ironie)
Di: Jij weet niet hoe je leeft, noch wat je doet, noch wie je bent.
Pe: Pentheus, kind van Agaue en van de vader Echion.
Di: Jij bent wat betreft naam geschikt ongelukkig te zijn.
Pe: Ga; sluit hem op in de buurt van de paardenstallen, opdat hij de donkere duisternis ziet. Dans dáár; en die medeplichtigen in het kwaad, die jij hebt meegebracht, zullen wij óf verkopen, óf ik zal, nadat ik de hand van het geroffel en gedreun op trommels heb gestopt, de slavinnen aan het weefgetouw bezitten.
Di: Ik sta klaar om te gaan, want wat mij niet is voorbestemd te ondergaan, zal ik zeker niet moeten ondergaan. Maar Dionysos zal jou achtervolgen voor de vergelding van deze overmoed, van wie jij zegt dat hij niet bestaat; want nu je ons in de boeien leidt, doe je hem onrecht aan.