Hoofdstuk 5 Ilias 6A: Priamos' aankomst bij Achilles
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
Toen dan opende de snellopende Hermes de deur voor de oude man, en hij bracht de vermaarde geschenken voor de snelvoetige zoon van Peleus naar binnen, stapte van de wagen op de grond, en sprak: "Oude man, zeker ben ik, Hermes, als onsterfelijke god gekomen: want mijn vader4 heeft me als begeleider aan jou meegegeven. Maar ik zal wel weer weggaan, en ik zal Achilles niet onder ogen komen; het zou afkeurenswaardig zijn dat stervelingen een onsterfelijke god zo openlijk verwelkomen. Maar jij moet, nadat je naar binnen bent gegaan, de knieën van de zoon van Peleus pakken, en je moet hem smeken bij zijn vader en bij zijn schoonlokkige moeder5 en bij zijn kind6, opdat je zijn hart ontroert."
Nadat hij dan zo gesproken had, ging Hermes weg naar de hoge Olympus; ook Priamos sprong van zijn wagen op de grond en liet Idaios ter plaatse achter; die wachtte, terwijl hij de paarden en de muilezels tegenhield; de oude man ging recht op het huis af, juist waar de bij Zeus geliefde Achilles steeds ging zitten. Hij trof hemzelf binnen aan, maar zijn makkers zaten apart; alleen zij tweeën, de held Automedon en Alkimos, de zoon van Ares, waren druk in de weer, terwijl ze bij hem aanwezig waren. Hij hield zojuist op met eten, terwijl hij at en dronk; de tafel stond ook nog naast hem. Zonder dat zij het merkten, kwam de grote Priamos binnen; nadat hij dichtbij [Achilles] was gaan staan, pakte hij met zijn handen de knieën van Achilles en kuste diens handen, de verschrikkelijke, mannendodende handen, die vele zonen van hem gedood hadden. Zoals wanneer een zware verblinding een man heeft bevangen, die, nadat hij in zijn vaderland een man heeft gedood, naar het land van anderen is gekomen, naar het huis van een vermogend man - verbazing bevangt degenen die naar hem kijken -, zo stond Achilles verbaasd, na het zien van de op een god gelijkende Priamos; en ook de anderen stonden verbaasd en zij keken naar elkaar.