Met. ?: Atalanta en Hippomenes
Categorie: Auteur > Ovidius
Wellicht heb je gehoord dat iemand met een loopwedstrijd snelle mannen overwonnen had: dit gerucht was geen fabel (ze overwon immers) en je zou niet kunnen zeggen of ze beter was door haar bewondering afdwingende snelheid of door haar mooie verschijning. De godheid zei haar, die ondervraagt over een echtgenoot: "Een echtgenoot is voor jou niet nodig, Atalanta, ontwijk de omgang met een echtgenoot! Toch zal je hem niet ontvluchten en je zal jezelf missen, terwijl je leeft." Verschrikt door de uitspraak van de god, leefde de ongehuwde in donkere bossen en dreef de ongenadigde, ongehuwde menigte pretendenten met een voorwaarde op de vlucht: ‘Ik ben niet te krijgen’, zei ze, ‘tenzij ik eerst met een wedloop overwonnen ben. Strijd met mij met de voeten. Echtgenoot en huwelijk als beloning aan de snelle, de dood als prijs voor de trage: dat dit de regel van de wedstrijd is.’ Zij was weliswaar wreed – zo’n grote macht is aan schoonheid - maar naar deze wet kwam een vermetel menigte pretendenten. Hippomenes was gaan zitten als toeschouwer van de ongelijke wedloop en zei: "Wordt zij door iemand gevraagd als echtgenote door zo’n grote gevaren?" Dat had hij gezegd en hij had de overdreven liefdes van de jongemannen veroordeeeld.

Het volk en de vader eisten reeds de gewone wedloop, toen Hippomenes, de nazaat van Neptunus mij met bekommerde stem riep: "Ik smeek [je]: Moge de Cytherische godin onze pogingen bijstaan en moge zij het liefdesvuur dat zij ons geschonken heeft helpen." De gedienstige lucht zond de vleiende beden naar mij: ik was bewogen, dat beken ik, en een lang oponthoud van steun werd niet gegeven. Er is een veld, de inheemsen noemen het Tamasus, het beste deel van de grond van Cyprus, dat de oude mannen van weleer aan mij gewijd hebben en ze bevalen dit als gift bij mijn tempel toe te voegen. In het midden van het veld schitterde een boom, donkergeel van loof, met tinkelende takken van donkergeel goud. Terwijl ik daarvandaan kwam, droeg ik toevallig 3 gouden vruchten, geplukt door mijn hand en ben ik naar Hippomenes gegaan, terwijl ik door niemand tenzij hemzelf, gezien kon worden en heb ik hem onderricht in welk gebruik er daarin was.

De trompetten hadden het teken gegeven, wanneer elk van beiden voorovergebogen vanaf de startlijn wegschoot en de zandoppervlakte nauwelijks raakte met de snelle voet. Je zou menen dat ze kunnen scheren over de zee met droge pas en dat ze staande korenaren van de witte oogst kunnen doorlopen. Kreten van sympathie voegden bezieling toe bij de jongeman en ook nog de woorden van de sprekenden: ‘Nu, nu is het tijd om een aanval te wagen, haast je, Hippomenes! Verdrijf uitstel! Je zal [haar] overwinnen! Gebruik al je krachten!’ Het is twijfelachtig of de Megaereïsche held of de Schoënische maagd blijer zou zijn met deze woorden. Oh, hoe vaak heeft ze gedraald, toen ze reeds kon voorbijsteken, en liet ze ongaarne het [al] lang bekeken gezicht achter haar! Uit de vermoeiende mond kwam een droog gehijg en de eindstreep was nog ver: dan wierp de nazaat van Neptunus tenslotte 1 van de drie vruchten van de boom. Het meisje stond verstomd en deed haar loop afwijken uit begeerte naar de glanzende vrucht en ze raapte het rollende goud op.

Hippomenes stak haar voorbij: de tribunes weerklonken van het applaus. Ze maakte haar oponthoud en de opgehouden tijd goed door een snellere ren en opnieuw achtergebleven door de worp van de tweede vrucht, volgde deze en stak ze de jongeman voorbij. Het laatste deel van de wedloop restte.

"Nu", zei hij, "sta me bij, godin, maker van deze gave!"Hij wierp het glanzende goud schuin en krachtig naar de zijkant van het veld, opdat ze des te trager zou terugkeren. Het meisje scheen te twijfelen of ze erheen zou lopen: Ik heb haar gedwongen hem op te rapen, ik heb gewicht toegevoegd bij de opgerapen appel en heb haar verhinderd tegelijk door zwaarte van de last en door oponthoud.

Opdat mijn gesprek niet trager is dan de wedloop zelf: het meisje is voorbijgetoken. Hij huwde als overwinnaar zijn vrouw, als beloning.

Ben ik het niet waard geweest dat hij me dank betuigde, dat hij de eer van een wierookoffer aan mij opdroeg, adonis. Mij niet indachtig heeft hij geen dank betuigd en heeft me geen wierookoffer gegeven. Ik ben gekeerd in plotselinge woede en terwijl ik leed onder het misprijzen, zorgde ik ervoor met een voorbeeldige straf dat ik door de toekomstigen niet verdiende geminacht te worden en ik heb mezelf ertoe gebracht tegen beiden op te treden.