Tekst 9.3: Cicero laat zich door de Galliers niet de wet voorschrijven
Categorie: Boek > Ovidius en Caesar
1. Toen zeiden de aanvoerders en voornaamsten van de Nerviërs die een of andere toegang tot een gesprek en een vriendschappelijke betrekking met Cicero hadden, dat ze met hem wilden spreken.

2. Toen de gelegenheid daartoe gegeven was, vermeldden zij: dat heel Gallië onder de wapens was; dat de Germanen de Rijn waren overgestoken; dat de winterkampen van Caesar en de anderen werden aangevallen;

3.Dat zij echter zo'n gezindheid jegens Cicero en het Romeinse volk hadden, dat zij op niets behalve op (dat zij alleen maar op) de winterkampen tegen waren en niet wilden dat deze gewoonte zich vastnestelde; dat het hen vrijstond, wat hun betrof, ongedeerd uit het winterkamp weg te gaan, en zonder vrees te vertrekken naar welke delen (van het land) ze maar wilden.

4. Cicero antwoordde hierop slechts 1 ding: dat het niet de gewoonte van het Romeinse volk was een voorwaarde te accepteren van een gewapende vijand; dat zij als zij hun wapens wilden neerleggen, hem als bemiddelaar konden gebruiken en gezanten naar Caesar moesten sturen; dat hij hoopte dat zij zouden verkrijgen datgene wat zij hadden gevraagd, overeenkomstig diens rechtvaardigheid.